Merkwaardige macro mineralen

een informatieve rubriek met handstukken uit de collectie van Raymond Dedeyne, door hemzelf becommentarieerd en door Theo Muller van foto’s voorzien  -  voor vragen of suggesties, email mmm@minerant.org
 

SCHOLZIET

Reaphook Hill, Martins Well, South Flinders Range, South Australia, Australië




Vraag me niet waarom, maar van mineralen met een eenvoudige scheikundige formule ben ik dikwijls geneigd te veronderstellen dat die ook veel voorkomend en vlot beschikbaar zijn. Nochtans is dat dikwijls niet het geval. Neem nu bijvoorbeeld scholziet met als chemisch paspoort CaZn2(PO4)2.2H2O: een vrij eenvoudig gehydrateerd dubbelfosfaat van calcium en zink. Toch is dat wereldwijd niet erg verbreid en voor een redelijk groot specimen kun je enkel op één locatie terecht, die dan nog maar een voorschoot groot is: de Reaphook Hill, een godvergeten gat in the middle of nowhere, ergens in Australië.

Reaphook Hill is niet meer dan een ietwat prominente heuvel die 180 meter boven het landschap uitrijst in de oostelijke Flinders Ranges van Zuid Australia - een bergketen van 430 km lang met 1171 meter als hoogste punt. Hier ben je in de absolute Australische outback, op 145 km van het dichtstbijzijnde ingeslapen stadje en 480 km ten noorden van Adelaïde als je meer een stadstype bent. Dit is het terrein van het Martins Well Station: 50 km2 waar in de zeventiger jaren nog 7000 merinosschapen werden gehouden - daarbuiten vind je er enkel nog kangoeroes en emoes. De jaarlijkse regenval bedraagt er niet meer dan 15 cm, zomertemperaturen overschrijden er frequent 45°C en ’s winters vriest het regelmatig. In alle geval niet mijn idee van een rustig vakantieverblijf, laat staan van een plaats die je thuis noemt (zelfs al staat er zoals in de commercial een Stella!).

En toch werd dit gebied in de vroege zestiger jaren geëxploreerd door de Australische Geologische Dienst: op 200 km naar het zuidoosten was immers al sinds de negentiende eeuw de uitgestrekte Broken Hill afzetting in uitbating, een van ’s werelds grootste lood- en zinkafzettingen. Ze vonden aan de voet van Reaphook Hill effectief een mineralisatie van zinkfosfaten, maar na een meer gedetailleerde verkenning hielden ze het al vlug voor bekeken: een exploitatie zou een té dure aangelegenheid worden. Het klimaat was te streng en het gebied te afgelegen en enkel toegankelijk via stofpaden en droge kreekbeddingen die tijdens het nat seizoen ook nog eens aan onvoorspelbare flashfloods onderhevig waren. Bovendien bleek uit boringen dat de mineralisatie zich nauwelijks in de diepte doorzette, zodat hier van een rendabele zink en/of fosfaatuitbating nagenoeg geen sprake kon zijn.

In het begin van de zeventiger jaren werd de afzetting van Reaphook Hill meer in mineralogisch detail bekeken. Daaruit bleek dat er nogal wat interessante zinkmineralen voorkwamen – zoals tarbuttiet, parahopeiet, collinsiet en vooral het zeldzame scholziet dat hier in zijn beste en grootste kristallisaties ooit werd gevonden. Uiteindelijk namen Chris en Margaret Johnston – mineralenhandelaars uit de buurt van Adelaïde – de specimen mining hiervan ter hand en zo kwamen vanaf 1974 gedurende enkele jaren relatief grote hoeveelheden scholziet voor verzamelaars beschikbaar. Heden ten dage is het echter heel hard zoeken om daar nog iets van terug te vinden.

Scholziet kwam in Reaphook Hill voor onder twee verschillende kristalvormen: als slanke naalden tot 25 mm lengte en als tot 1 cm lange, afgeplatte, bladvormige kristallen eindigend op een scherpe punt, zoals de kling van een Romeins zwaard. De basiskleur was wit maar door bijmenging of afzetting van onzuiverheden zoals mangaanoxiden kwamen er ook gele, geelgroene, roodbruine of zelfs zwarte vormen voor. Er wordt aangenomen dat tarbuttiet – chemische formule Zn2(PO4)(OH) - er oorspronkelijk het meest voorkomende mineraal was - door reactie met gemineraliseerd grondwater werd dat later echter grotendeels omgezet naar een reeks zeldzame zinkfosfaten – waaronder scholziet.

Het specimen op de foto (75 x 60 x 40 mm) is van het naaldvormige type. Het is bijzonder rijk aan uitermate slanke, nagenoeg spierwitte kristallen tot 8 mm lengte die zich in dichte plukken op een roodbruine matrix van het limoniettype verdringen. Ik heb het van Paul Tambuyser die het mij schonk als toegift (nogmaals bedankt, Paul!) toen ik op de MKA-minibeurs van 2010 een stel specimens uit zijn verzameling kocht. Het was het beste van een klein lot van een tiental stuks dat hij daar aanbood en dat hij begin de tachtiger jaren had gekocht bij Al Mc Guinness van San Mateo, California – toen een heel bekende mineralenhandelaar, naar wie het mineraal Mcguinnessiet genoemd werd. Oorspronkelijk was het lot bedoeld als Mineraal van de Maand – een MKA initiatief dat toen nog razend populair was (verzamelaars waren toen nog niet de verwende nesten die alles zo goed als in de schoot geworpen krijgen via beurzen, Internet en een bijna vlekkeloze internationale logistiek). Doordat er echter niet genoeg specimens beschikbaar waren werd dat afgeblazen, en zo was het lot al die tijd bij Paul – mede omdat hij het zo interessant vond - blijven hangen. De correctheid van de identificatie werd onlangs bevestigd via SEM/EDS-analyse, binnen het kader van het onvolprezen MKA Outside Analyse Programma. Dit betekent tegelijk dat wie ooit een dergelijk specimen van Paul kocht, nu wel op beide oren mag slapen.

Volledigheidshalve: scholziet kristalliseert in het orthorombisch kristalstelsel, maar met het monokliene parascholziet heeft ook nog een polymorfe (dezelfde chemische formule, verschillende kristalstructuur) tegenhanger. Beide zijn uitermate moeilijk van elkaar te onderscheiden en ze komen vaak samen voor: in sommige vindplaatsen is parascholziet zelfs het meest voorkomende van de twee. Het is ook van Reaphook Hill bekend, maar dan enkel in extreem dunne lamellen die zelfs onder de microscoop nog maar moeilijk te onderscheiden zijn. De specimens van deze vindplaats kunnen dan ook nagenoeg als zuivere scholziet beschouwd worden.

 
alfabetische index